Hoewel het nieuwe pensioenstelsel voor de meeste werknemers een verbetering is, zijn de gevolgen voor iedereen anders. En dat dwingt werkgevers tot het maken van scherpe keuzes.

Inmiddels weten de meeste werkgevers het wel: in het nieuwe pensioenstelsel, dat op 1 juli is ingegaan en dat pensioenuitvoerders uiterlijk op 1 januari 2028 moeten hebben ingevoerd, krijgt iedereen een beleggingspensioen. Voor pensioenfondsen is dit een ingrijpende verandering, omdat zij nu nog op een hele andere manier pensioen opbouwen. Maar voor honderdduizenden werknemers is dit type pensioen niets nieuws. Zij beleggen al jaren voor hun pensioen.

In jargon heet zo’n regeling ook wel een beschikbare-premieregeling en die werkt als volgt. Werkgevers en werknemers betalen gezamenlijk elke maand pensioenpremie. De pensioenuitvoerder, bijvoorbeeld Aegon Cappital, belegt die premie zodat je pensioenvermogen stijgt. Als je met pensioen gaat, kijkt je pensioenuitvoerder hoeveel geld er op je pensioenrekening staat. Op basis daarvan wordt berekend hoeveel levenslang pensioen je krijgt.    

Spelregels veranderen ingrijpend

Voor werkgevers die nu al zo’n beleggingspensioen aanbieden, verandert er met de komst van het nieuwe stelsel weinig, zou je denken. Maar schijn bedriegt. Hoewel het principe niet verandert, veranderen de spelregels wel.

Kort gezegd komt het hier op neer, legt Annemiek Kwakernaak uit. Zij is Team Lead Client Experience bij Aegon Cappital. ‘In het huidige stelsel is de premie afhankelijk van zowel je leeftijd als je inkomen. Hoe hoger je inkomen en je leeftijd, des te hoger de premie. In het nieuwe stelsel speelt leeftijd geen rol meer. Dan krijgen alle werknemers hetzelfde premiepercentage. Met dat percentage wordt over je salaris berekend hoeveel pensioenpremie er wordt ingelegd. In jargon noemen we dit ook wel een vlakke staffel.’  

Doordat iedereen straks hetzelfde percentage betaalt, bouwen jongeren per ingelegde euro meer pensioen op dan ouderen. Een euro van een 25-jarige rendeert immers veel langer dan een euro van iemand die tegen zijn pensioen aan zit. Aan het eind van de rit krijg je in het nieuwe stelsel net zoveel pensioen als in het oude, maar de opbouw in de tijd is anders.

Kwakernaak: ‘Het nieuwe stelsel is transparanter, omdat iedereen hetzelfde percentage betaalt. Het heeft ook niet het nadeel van het huidige stelsel, waarbij ouderen meer premie betalen dan jongeren en alleen al daarom duurder zijn voor de werkgever dan jongeren.’

Dilemma voor werkgevers

Hoewel het nieuwe stelsel eerlijker is, zet het werkgevers voor een keuzevraag. Zij mogen kiezen om het huidige stelsel, waar een stijgende premiestaffel wordt gehandhaafd, te behouden voor de bestaande werknemers. Nieuwe werknemers worden echter wel verplicht om pensioen te gaan opbouwen volgens het nieuwe pensioenstelsel. Hierbij zijn de premiestaffels gelijk per werknemer en dus leeftijdsonafhankelijk. In jargon heet dit de ‘eerbiedigende werking’. Daarbij bepaalt alleen de hoogte van het inkomen de hoogte van de premie. Kwakernaak: ‘Het probleem kan dan ontstaan dat twee collega’s die precies evenveel verdienen dan niet evenveel pensioen opbouwen. De werknemer die al langer in dienst is, legt namelijk volgens het oude stelsel en dus de stijgende premiestaffel pensioen in, terwijl de nieuwkomer volgens het nieuwe stelsel, de vlakke premiestaffel, pensioen inlegt.’

Een vergelijkbaar probleem ontstaat als een werknemer na een paar jaar bij een andere werkgever gaat werken. Bij zijn vorige werkgever bouwde hij dan nog pensioen op volgens het oude stelsel, terwijl hij bij de nieuwe werkgever verplicht pensioen volgens het nieuwe stelsel opbouwt.

Werkgevers kunnen natuurlijk ook besluiten dat alle werknemers overgaan naar het nieuwe stelsel, in jargon ‘transitie’ geheten. Maar ook dan bouwen sommige werknemers te weinig pensioen op. Het huidige systeem gaat immers uit van een stijgende premie. Als die na de overgang naar het nieuwe stelsel niet meer stijgt, wordt er vanaf een bepaalde leeftijd minder premie ingelegd dan eerder nog werd verwacht. En dus is er dan later minder pensioen.

Compenseren van te lage pensioenopbouw

Werkgevers zouden de te lage pensioenopbouw kunnen compenseren. ‘Dat kan op verschillende manieren’, zegt Kwakernaak. ‘Je kunt voor de werknemers die erop achteruitgaan extra pensioenpremie betalen. Zo kunnen ze toch een vergelijkbaar pensioen opbouwen. Nadeel is dat deze extra pensioenpremie ook voor nieuwe werknemers van dezelfde leeftijd gelden. Dit kan voor de werkgever duur zijn. Een andere oplossing is dat je de bestaande werknemers wat meer salaris betaalt. Dan compenseer je alleen de werknemers die nadeel ondervinden van de nieuwe regeling.’

Een derde optie is dat je nog een aantal jaren pensioen opbouwt volgens het oude stelsel en na een bepaald aantal jaren alsnog de overstap maakt naar het nieuwe stelsel. Dan zijn er inmiddels misschien al veel nieuwe werknemers bijgekomen die volgens de regels van het nieuwe stelsel pensioen opbouwen. Daardoor vallen de kosten van een eventuele compensatie vaak lager uit.’  

Op basis van welke criteria neem je hier nu een verstandig besluit over?

Kwakernaak: ‘Een belangrijk criterium is de opbouw van je werknemersbestand. Heb je veel jongeren of juist veel ouderen in dienst? Verder kijken werkgevers naar hun concurrenten: wat doen die? Gezien de krappe arbeidsmarkt is een goede pensioenregeling een manier om je als werkgever te profileren. Het is dan ook zaak om de verschillende opties goed door te rekenen en met elkaar te vergelijken. Hierin heeft de pensioenadviseur een belangrijke rol.’

Dit is een artikel in een reeks van Aegon Cappital. Aegon Cappital is de premiepensioeninstelling (PPI) van Aegon. Vooruitdenken, dat is waar we blij van worden. Samen met adviseurs, werkgevers en werknemers. Zodat werknemers nú slimme keuzes maken voor later. Lees meer artikelen in het dossier Is jouw pensioen akkoord?